vrijdag 11 december 2020

Noord Noorwegen boven de Poolcirkel deel 3

Op woensdag 5 juni 2019 krijgen wij op onze Whale-safari boot te horen dat er een tweede Potvis is gezien. We varen op de Noordelijke Atlantische Oceaan ten noordwesten van Andenes en hebben die ochtend al een Potvis en een mooie school Grienden gezien (zie daarvoor deel 2 van Noord Noorwegen). Al snel krijgen wij deze tweede gigant in het zicht. Hij zwemt links voor de boot, laat een mooie blow zien, waarbij even later het grote blaasgat goed opvalt. 


 



Een paar minuten later na nog een paar blow's, roept de kapitein weer "dives!" Iedereen is nu weer enorm gefocust. We zien dat de rug zich gaat krommen, waarbij de staartaanzet steeds verder uit het water komt en dan, ja dan verschijnt weer die prachtige staartvin, waar het zeewater van af druipt. Het enorme zeezoogdier is aan zijn duik naar een diepte van zo'n 3000 meter begonnen. 

 



Om nu toch een goed beeld te krijgen van de enorme afmetingen van een Potvis, voeg ik een foto bij van het dier onder water, uit het fraaie boek, "Wereld van ijs" door Gerard Cheshire. 

Nadat de Potvis onder water is verdwenen, zetten wij rond 13.15 uur weer koers naar de haven van Andenes. Op de terugweg geniet ik nog van een Noordse Stormvogel, die schitterend laag over het nagenoeg spiegelgladde water scheert. De andere Whale-watchers hebben er nauwelijks oog voor. Tegen 14.00 uur arriveren wij, na een werkelijk prachtige Whale safari, weer bij de haven van Andenes. 





We kopen nog wat souvenirs en rijden op ons gemak langs de zonnige westkust van Andøya zuidwaarts. We krijgen nu goed zicht op de vogelrots van Bleik, waar het dus een drukte van belang is met diverse soorten zeevogels, als ook de vele zeearenden, met hun enorme haaksnavel. Bij een korte stop, vind ik er één rustend op een rotseilandje dicht onder de kust. Even later zien we links een groep Wilde Zwanen rustend op een weids veld, waar kort hiervoor een Raaf opvloog. 




Het loopt zo langzaam aan al tegen einde middag, als ik al rijdend vanuit mijn linker ooghoek iets donkers tussen de ver van de weg staande boompjes zie. Het was donker en had de afmeting van een paard, maar iets in mij zei, dat het mogelijk een Eland kon zijn. Snel de auto een stuk achteruit gereden, wat de dames mij niet echt in dank afnamen. Er was echter in geen velden of wegen een andere auto te zien, dus dat ging goed. Gelukkig het dier stond er nog en warempel, het bleek inderdaad een Eland. De auto snel wat normaler geparkeerd en met statief en camera een stukje het weiland in gelopen, om de afstand wat te verkleinen. De Eland bleek een jong mannetje, die mij een paar opnames gunde en er toen tussen de boompjes vandoor ging. Terug naar de auto vloog er nog een adulte Zeearend vrij laag over ons heen. 

 
 



Kort hierna steken wij de brug weer over naar Hinnøya en vinden aan het eind van een fjord een mooi gelegen restaurant, dat gelukkig "Åpen" is en waar wij een heerlijke maaltijd nuttigen. Hierna is het nog maar een klein stuk rijden naar Sortland. Bij de landweg omhoog naar ons logies lopen twee Goudplevieren in hun deftige zomerkleed. Een van de twee wil zijn fraaie mantel wel even aan ons tonen. Het is dan inmiddels 21.30 uur. Wij hebben er dan inmiddels een dag van zo'n 15 uur, met heel veel mooie indrukken opzitten. 


De volgende ochtend heeft onze gastheer Inger nog een tip voor ons: hij raadt ons aan om het vissersdorpje Nyksund in het noordwesten van Langøya te bezoeken. We vertrekken pas halverwege de middag, zodat een ieder de ochtend iets voor zichzelf kon doen. De dames hebben wat zitten schilderen en ik maakte een mooie wandeling in de omgeving. Eenmaal onderweg, kwamen we langs een enorme stokvis-rokerij wat wel een decoratief gezicht was, maar eenmaal wat dichterbij boden met name de koppen toch wel een wat luguber beeld. Ze draaiden aan de touwen wat in de wind, waarbij de dode ogen je droevig en hulpeloos aan keken. Snel door dan maar naar het vissersdorp. 



De laatste paar kilometer reden we over een onverharde weg, langs een vrij steile afgrond. Opeens zagen wij na de zoveelste bocht Nyksund liggen. 

Via een lage bochtige dam, bereikten wij het vissersplaatsje. Gelukkig bleek het Expedition restaurant Åpen te zijn, zodat wij wat warms konden drinken en van het toilet gebruik maken. Nyksund bleek inderdaad een heel sfeervol dorpje, met zijn kleurrijke huizen, de diverse bootjes in de haven en de alom aanwezige Drieteen meeuwen. 



Er wonen ook diverse kunstenaars in het dorpje, die doen denken aan de hippies uit de zestiger jaren. Zij hebben het dorpje echter weer wat nieuw leven in geblazen, omdat het de laatste drie decennia van de vorige eeuw in verval was geraakt. Door teruglopende inkomsten van met name de kabeljauwvangst, veranderde het in een spookstadje. 

De Drieteentjes vormden voor mij natuurlijk ook een dankbaar fotografisch onderwerp, zeker in combinatie met de wanden van de oude pakhuizen en loodsen, waar ze hun nestjes op vensterbanken en raamkozijnen hadden gemaakt. Een groepje nestelde ook op de nabij gelegen rotswanden. 




Na nog wat rondgewandeld te zijn door het dorpje, vertrekken we weer naar ons logies in Sortland. De volgende dag staan dan eindelijk de Lofoten op het programma. Bij de wat oplopende landweg naar ons vakantiehuis, worden wij weer begroet door een van de Goudplevieren. 

De volgende ochtend, vrijdag 7 juni, steken wij de brug over naar Stokmarknes op het zuidelijker gelegen Hadseløya en nemen bij Melbu de veerboot naar de Lofoten. De veerboot meert aan in Fiskebøl. Eenmaal onderweg passeren we al vrij snel een enorm hoge waterval en gaan daarna op weg naar onze eerste stop in Svolvaer. Ik heb het plaatsje als "overleden" bestempeld. Wat een puinbak; geen stadshart, opgebroken straten, haveloze huizen, parkeren ondoenlijk, naburige kerk ook nog dicht, kortom wegwezen hier.



We gingen westwaarts op weg naar Borge dat zo'n beetje halverwege de Lofoten ligt, om daar het Viking museum te bezoeken. Het weer was prachtig en ongewoon warm, n.l. 23 graden. We vonden een prima lunchplek bij een mooi restaurant, gelegen aan de oevers van een klein fjord. De wind was inmiddels aardig aangetrokken, maar het voelde nog steeds behaaglijk bij die temperatuur van ruim boven de twintig graden. Vlak voor Borge zagen wij twee Zeearenden langs een rotswand scheren. Bij de lichte klim naar het op een heuvel gelegen Viking museum, voelden wij dat de wind nog verder aantrok en het werd ook een stuk frisser. 
Het museum was leuk en beslist een bezoek waard. Naast sieraden en wapentuig, was er een drakenkop die de boeg van een schip had gesierd, een helm en een spel dat deed denken aan het schaakspel. Er is hier echter maar een partij die een koning heeft en die moet ten koste van alles verdedigt worden tegen de indringers. Als bezoeker mag je een partij spelen tegen een als Viking verklede man.
We bekeken nog een wat geromantiseerd filmpje over het leven in Borge ten tijde van de Vikingen. 




Als afsluiting van ons bezoek aan de Lofoten, rijden we weer dezelfde hoofdweg E10 een stukje terug naar het oosten. Plots steken er twee jonge Elanden in een lichte draf de weg over en verdwijnen al snel uit het zicht op de tegenoverliggende helling. Na een van de vele bruggen slaan we vervolgens links af. Doel was het kleine eiland Gimsøya, waar goede kans was op Willow Grouse, ofwel Alpensneeuwhoen. Eindelijk zou het dan toch gaan gebeuren, mijn eerste Alpensneeuwhoen in beeld krijgen. Nou dat liep dus even anders. Over de boogbrug het eiland oprijdend doemde er langs de bergwand ten noorden van ons, een groot wolkendek met laaghangende bewolking op en ging de wind nog harder tekeer. 
Ik deed nog een dappere poging, om wat te spotten, wat feitelijk een kansloze missie was. Aan de dames legde ik uit, dat met zo'n harde bijna stormachtige wind, de vogels net als mensen, in zo'n situatie ook de beschutting op zoeken.Verder speuren was nagenoeg zinloos. "Jazeker" zei een Noor die zijn huis aan het schilderen was (droogt zeker lekker snel met die harde wind -:) desgevraagd, "ik zag er vanochtend nog twee hier vlakbij." 
Kort daarvoor waren wij een rotsformatie gepasseerd met allemaal kleurige korstmossen en zag ik in gedachten al een Alpensneeuwhoen bovenop zo'n rotsblok staan. De Noor noemde mij nog de golfbaan als mogelijkheid, een paar kilometer verderop. Behalve twee vermoedelijke Sneeuwgorzen in zomerkleed, die weg keilden op de wind en nog een moedige Graspieper, was het resultaat zero. Er restte niets anders dan terug naar de Ferry te rijden en de Lofoten vaarwel te zeggen. Het snel veranderende weer en een verkeerde planning, hadden mijn laatste Willow Grouse kans om zeep geholpen.




Zaterdag deden we het weer wat rustig aan, omdat wij zondag alvast een behoorlijk stuk terug zouden rijden richting Tromsø, voor de retourvluchten op maandag naar Oslo en Amsterdam. Bij een wandeling in de omgeving zagen we een Scholekster met twee "pullie's". De twee jonkies hadden nog tamelijk veel donsveertjes en waren dus nog piepjong. 


We pakten onze koffers in, namen de volgende ochtend afscheid van Inger en Dorotha en gingen op weg naar Mestervik. Onze overnachtingsplaats gelegen op een schiereiland, lag op een klein uur rijden van de luchthaven van Tromsø. In de middag kwamen we weer door het prachtige berglandschap rondom Setermoen. Het meer dat een week geleden nog grotendeels bevroren was en onder een laagje sneeuw lag, was nu grotendeels ijsvrij. Even verderop denderde het smeltwater met een enorme kracht van de bergen door de rivierdalen naar beneden: het voorjaar was nu echt goed begonnen. 


Bij een korte stop aan het eind van de middag, zag ik tussen krijsende meeuwen boven een eilandje in een fjord, opeens een Zeearend.
Kennelijk hadden de meeuwen achter de bomen een broedkolonie en vreesden zij voor hun nesten met eieren en/of jongen. Hoewel het tafereel nogal ver weg was, lukte het toch om een paar foto's van de Arend te maken, waarbij op de laatste foto te zien is, dat hij bij de kolonie gaat landen. Wat er toen gebeurde zal ik nooit meer te weten komen, maar dat de Zeearend zich daar alleen zou gaan zitten poetsen, leek mij een irreële gedachte.



Op weg naar het vliegveld, de volgende morgen, stond er een behoorlijk straffe bijna stormachtige wind, die het wateroppervlak in de fjorden tot schuimkopjes omtoverde. Opeens kreeg ik een flashback over die vreselijke vlucht van Durban naar Port Elisabeth in het najaar van 2017 (zie mijn Zuid Afrika blog), toen we met het toestel halverwege de klim in de buitenste rand van een Hurricane terecht kwamen. Eenmaal bij de luchthaven, was de wind echter al weer een stuk minder en de vlucht naar Oslo verliep zonder problemen. Op de luchthaven van Oslo, nuttigden wij nog een snelle lunch bij Jamie Oliver's Italian. 
De ober die ons bediende vertelde ons nog, dat Jamie hier onlangs incognito was en hij hem mocht bedienen, zonder dat hij aanvankelijk door had, dat het de grote baas himself was.



Hierna moesten we snel naar de Gate voor onze vlucht naar Amsterdam. Noord Noorwegen was een prachtige belevenis en een aanrader voor een ieder die van wijdse landschappen, vergezichten, fjorden en het steeds veranderende licht houdt. Dat je daar dan ook nog Walvissen, Elanden, Rendieren en prachtige Vogels in hun zomerkleed bij te zien krijgt, maakt het tot iets om dankbaar voor te zijn, zeker in een tijd waarin wij nu leven ten tijde van een Corona-pandemie, waarin reizen lang niet meer zo normaal is als het was.