donderdag 26 mei 2022

Winter 2022

De eerste week van het nieuwe jaar, dobberde er een paar dagen een Roodhalsfuut in winterkleed in de binnenhavens rond. Volgens Vincent betrof het zelfs de eerste Roodhalsfuut in Scheveningen haven. Hij dook geregeld onder, om dan weer boven te komen met een klein aaltje. Roodhalsfuut heeft in Nederland al jaren een "stronghold" in midden Drenthe bij het plaatsje Oranje. Via een lange ondergrondse tunnel, kom je uiteindelijk uit bij een kijkhut, vanwaar je een prachtig uitzicht hebt over het enorme plas-dras gebied Diependal, waar niet alleen de Roodhalsfuut broedt, maar ook o.a.Bruine Kiekendieven. 





Op acht januari ben ik even naar Noordwijkerhout geweest voor een Dwerggorsje. Dwerggors is een vrij kleine fraai getekende gors uit het Hoge Noorden. Ik heb er in al die jaren, die ik nu vogel al aardig wat gezien, maar het blijft zo'n leuke soort, dat ik toch maar weer ga kijken. 





Het mooist vind ik het om deze Gorsjes in een winterlandschap met sneeuw/rijp te kunnen fotograferen, of op een bramen tak, die onder de rijp zit. Wie weet volgt er nog wel eens een apart Dwerggors blog, met opnames die ik door de jaren heen maakte. Leuke bijkomstigheid op deze kleine rietakker aan de rand van de Willem van den Bergh stichting, was het plotselinge opdoemen van een Haas. 


In Vlaanderen bij Rumst vrij dicht boven Mechelen, verbleef al een paar weken een Ringsnavelmeeuw in de Beneden Netevallei. Het was een in Polen vele jaren geleden geringde en van een klein zendertje voorziene Noord Amerikaanse meeuw, die inmiddels 19 jaar oud was. Daar ik om uiteenlopende redenen deze in Amerika meest voorkomende meeuw, hier in Nederland nog niet bezocht had, besloot ik om ondanks het mistige weer toch maar naar BelgiĆ« te rijden, om deze "oude dame" te gaan zien. 

De rit verliep voorspoedig en eenmaal ter plaatse begon ik met zoeken op de meest ingevoerde plek op waarnemingen.be. Het was een typerend Vlaams landschap, met kort op en achter de dorpsstraatjes, velden en akkers vaak omzoomd met knotwilgen. Na een tijdje zoeken zonder resultaat, zag ik een auto in de berm staan bij de locatie. Ik maakte kennis met de Vlaamse senior birder Johny Gijbels, die ook voor de Ringsnavelmeeuw kwam. Hij had haar al eerder gezien, woonde niet ver van hier en besloot vanochtend nog eens te gaan kijken. 

Terwijl wij in gesprek waren, zag ik links vanuit mijn ooghoek een vrij grote meeuw uit de mist opdoemen en de landing inzetten boven het veld naast ons. "Is dat haar niet?" vroeg ik aan Johny. "Ja zeker en vast, dat moet haar zijn" was zijn antwoord. We brachten snel onze foto apparatuur in gereedheid, om wat opnames te maken, van deze toch wel fraaie meeuw, met haar bijzondere verhaal. Bij de tweede foto is het zendertje op haar rug goed te zien. De derde foto, toont het bewuste veld, met links voor Johny Gijbels.




Aanvankelijk foerageerde ze nog geen eens zo ver weg, zeg maar halverwege het veld. Niet veel later ging ze meer naar achteren, kwam toen toch weer wat meer naar voren en vloog opeens op naar links, waar ze in de buurt van een wel zeer oude knoestige knotwilg landde en even later uit beeld verdween. 




Op de terugreis naar huis, besloot ik de route langs de Zeeuwse kust te nemen. Bij Neeltje Jans halverwege de Oosterschelde dam, trof ik een mooie groep Zeehonden met verschillend getekende en gekleurde vachten. 


Op 20 januari bij vrij guur weer (er stond een gemene ijskoude noordenwind), toch maar even naar Slag Vluchtenburg in het Westland gegaan voor de daar aanwezige groep Sneeuwgorzen. Vorig jaar verbleef hier enige weken een behoorlijk grote groep van tientallen vogels. Deze keer waren het er rond de twintig, waarvan een aantal al de eerste tekenen van hun zomerkleed lieten zien. Als ze op het prikkeldraad, of het duinzand bij het toegangspad landden, moest je heel snel handelen vanwege het geregelde af - en aanlopen van wandelaars met hond. 




Twee dagen later op zaterdag 22 januari, zouden Annemiek en ik  voor een weekend naar de Weerribben in de Noord Oost kop van Overijssel gaan, voor een poging om daar Otters te zien bij uitzichtwand de Meenthebrug. Krap 5 minuten voor we zouden vertrekken, kwam er een DBAlert binnen: *Geelsnavelduiker bij Stellendam!

Zo dan, een heel fraaie soort die nog niet op mijn lijst stond. Annemiek maar even snel uitgelegd, dat we via Rotterdam naar Overijssel zouden rijden, voor een "hit en run" twitch van deze zeer zeldzame duiker. Een uurtje later waren we al in Stellendam, waar al aardig wat vogelaars aanwezig waren. De eerste die ik aansprak, gaf de juiste kijkrichting aan en jawel op behoorlijke afstand van waar wij stonden zwom de Geelsnavelduiker. 




Hij heeft wel iets weg van een IJsduiker, maar is net wat groter en heeft in winterkleed een ivoorkleurige, deels zachtgele snavel. Geelsnavelduiker heeft zijn broedgebied in de Noordelijke IJszee, voor de kust van Noorwegen en Rusland. Dit exemplaar maakte een niet al te fitte indruk en menig vogelaar vroeg zich af, of hij de volgende dag nog zou halen. 


Die zondag is hij echter nog door velen gezien, verdween einde middag uit de havenmonding en werd helaas daags daarna, dood aangetroffen op het strand van de tweede Maasvlakte. Mogelijk is ook hij getroffen door een ziekmakende Algenplaag rondom de Schotse wateren, waardoor al veel Zeekoeten en Alken waren omgekomen. Afsluitend nog een digiscoop foto van de vogel met een krabbetje in de bek, gemaakt door Jan Koen uit Monster. 


Na deze bijzondere waarneming zijn we zo snel mogelijk naar het noorden gereden, waar we na het inchecken en een korte theepauze in ons hotel, nog even voor donker de Meenthebrug bezochten. Otters zagen wij niet, hoorden wel een behoorlijke plons in de buurt van de vlonder, maar verder heerste er een serene rust. In de invallende duisternis zwom op behoorlijke afstand van de kijkwand, een man Nonnetje.
Het is een prachtig getekende vogel uit het Hoge Noorden, met een soort doodshoofd tekening op het achterhoofd, wat eventuele predatoren zou kunnen afschrikken. Kort hierna zwom dit Nonnetje, de kleinste van de familie der Zaagbekken, wat meer naar open water, waar het beduidend lichter was.




De volgende ochtend vroeg gingen we nogmaals naar de Meenthebrug en waren daarbij in goed gezelschap van Jan den Hertog en Johan van der Louw, die net een rit van ruim twee uur achter de rug hadden. Geen Otters helaas, maar wel een fraai mannetje IJsvogel, die nagenoeg naast de hut kwam poseren. 





De laatste januari week van dit jaar, was er op bepaalde momenten een Grote Burgemeester te zien binnen, of in de omgeving van Scheveningen haven. Deze vrij forse meeuw, die zijn broedgebied met name in IJsland heeft, is voor onze kust een paar keer per jaar wel te zien. Kenmerkend zijn de lichte vleugeltoppen en eveneens geheel lichte staartveren en bij jonge vogels de punt van de snavel, als in inkt gedoopt. Op onderstaande foto's is dit goed te zien.





Begin februari zag ik een badderende Kievit in de buurt van Hoofddorp. Zeker wanneer je een Kievit van wat dichterbij bekijkt, zie je de mooie kleurschakering van deze sierlijke steltloper. 











 

Kort voor een paar elkaar snel opvolgende februari stormen, besloot ik naar de omgeving van het Belgische plaatsje Doel te rijden voor een Amerikaanse Zanggors. De vogel was al enkele dagen steady ter plaatse en foerageerde precies bij de grens van BelgiĆ« en Nederland, in het gehucht Prosperdorp. Op 16 februari besloot ik het er op te wagen, maar bij Rotterdam vertoonde de auto zodanige kuren, dat ik per direct naar mijn garage in Scheveningen moest. 

"Die blijft hier" was het resolute antwoord van mijn garagehouder, op mijn vraag of ik er toch niet mee op pad kon gaan. Hij had er net een kort testritje meegemaakt en wist genoeg. Op zo'n lange rit naar de grens, zou ik op een onverwacht moment dan de berm in kunnen vliegen. OK, wat nu, was er een plan B. Mijn dochter had haar auto voor haar werk nodig die dag, dus dat feest ging niet door. Plan C, ik belde Roy Beukers, die na een minuutje bedenktijd/overleg met het thuisfront, zei dat hij mij kwam ophalen bij de garage. 

Geweldig natuurlijk, toch nog naar de Zanggors. Roy reed goed door en een kleine twee uur later, kwamen na de Liefkenstunnel en wat slingerslang weggetjes over diverse dijken bij het gehucht aan. We sloten aan bij bij de diverse vogelaars, precies ter hoogte van de grenspaal/steen en vielen vrijwel direct met onze neus in de boter. Roland Wantia wees, dat de vogel net uit de haag, op de dakgoot van de boerenstal was geland en vrijwel direct daarna naar beneden dook om te gaan foerageren. 


Door de harde wind was het zelfs vanaf statief niet eenvoudig om camera en lens stabiel te houden. Gelukkig stond ik vlak naast een grote SUV, waarvan ik behoedzaam mijn fototas op de motorkap kon leggen, wat een veel betere ondersteuning bood voor camera en lens onder deze weersomstandigheden. De Zanggors bleek een fraai getekende vogel met een opmerkelijk lange staart te zijn.   





Hij bleef ongeveer twintig minuten foerageren, om daarna weg te vliegen en zich even niet meer te vertonen. Roy en ik hadden het toen wel gezien en reden voldaan terug naar Den Haag. Op 9 maart was ik dicht in de buurt van Castricum, toen er vlakbij informatie centrum De Hoep van het Noord Hollandse Duinwaterbedrijf, een Siberische Taling werd gemeld. 

Ik had de soort al eerder gezien, maar besloot toch om even te gaan kijken. Inmiddels verbleef de vogel bij een klein duinmeertje/vennetje. Vanaf het uitzichtpunt, waar al de nodige waarnemers stonden, maakte ik bij erg lastig tegenlicht een serie opnames.
Hieronder ter afsluiting van dit winter blog, nog een paar opnames.